“Het, ten tijde van grote dorst, trachten te bereiken van het (bid)onbereikbare laatste slokje vocht in de bidon, al dan niet door deze ad fundum achterover te slaan”
Tijdens een fietsrit in warm weer is de inhoud van de bidon heilig. Waar je tijdens een winterrit regelmatig met een volle bidon thuiskomt, is in de zomer elk gemorst druppeltje vocht er één te veel. Je zou maar droog komen te staan zonder enige vorm van drinkbaar water in de buurt, dan had dat kleine beetje water net het verschil kunnen maken. Daarnaast is er altijd dat kleine beetje vocht dat steevast in de bidon achterblijft. In welke positie je de bidon ook houdt, het wil maar niet de weg naar je uitgedroogde mond vinden. Om alsnog de bodem te bereiken om de dorst te kunnen stillen, zit er niks anders op dan de dop te openen en met een gracieuze beweging de inhoud achterover te slaan. En dan maar hopen dat het op de goede plek terecht komt*.
*Uit eigen ervaring hebben wij (helaas) ondervonden dat, bij een ongecontroleerde beweging, de helft van de kostbare inhoud via de kin op de grond terecht kan komen.